IT NL Italiano Olandese traduzioni per Haar
La ricerca Haar ha prodotto 23 risultati
Vai a Olandese » Italiano
| NL | Olandese | IT | Italiano | |
|---|---|---|---|---|
| haar (n) [lichaam] {n} | capello (n) {m} [lichaam] | |||
| haar {n} | peli (mp) | |||
| haar (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] {n} | li (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] | |||
| haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] {n} | le sue (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] | |||
| haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] {n} | le sue (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] | |||
| haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.] {n} | le sue (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.] | |||
| haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] {n} | i suoi (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] | |||
| haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] {n} | i suoi (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] | |||
| haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.] {n} | i suoi (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.] | |||
| haar (o) [persoonlijk vnw. - meewerkend vw.] {n} | a lei (o) [persoonlijk vnw. - meewerkend vw.] | |||
| haar (n) [lichaam] {n} | pelo (n) {m} [lichaam] | |||
| haar (n) [algemeen] {n} | pelo (n) {m} [algemeen] | |||
| haar (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] {n} | la (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] | |||
| haar (n) [algemeen] {n} | capello (n) {m} [algemeen] | |||
| haar (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] {n} | lei (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] | |||
| haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] {n} | la sua (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] | |||
| haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] {n} | la sua (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] | |||
| haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] {n} | la sua (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] | |||
| haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] {n} | il suo (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] | |||
| haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] {n} | il suo (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] | |||
| haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] {n} | il suo (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] | |||
| haar (o) [persoonlijk vnw. - meewerkend vw.] {n} | le (o) [persoonlijk vnw. - meewerkend vw.] | |||
| haar (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] {n} | le (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] |
Olandese Italiano traduzioni
| NL | Sinonimi per haar | IT | Traduzioni | |
|---|---|---|---|---|
| lok [haar] m | ricciolo {m} | |||
| haardos [bos haar] m | capello {m} | |||
| pruik [bos haar] m | parrucca {f} | |||
| niets [fractie] n | un bel nulla | |||
| weinig [fractie] | poco {m} | |||
| vacht [pels] m | pelliccia {f} |