La ricerca kleinigheid ha prodotto 24 risultati
NL Olandese IT Italiano
kleinigheid (n) [aangelegenheid] {f} inezia (n) {f} [aangelegenheid]
kleinigheid (n) [trifle] {f} cosina (n) [trifle] (n)
kleinigheid (n) [trifle] {f} pinzillacchera (n) [trifle]
kleinigheid (n) [trifle] {f} pagliuzza (n) [trifle]
kleinigheid (n) [trifle] {f} baggianata (n) [trifle]
NL Olandese IT Italiano
kleinigheid (n) [trifle] {f} minuzia (n) [trifle]
kleinigheid (n v) [something considered trivial enough to ignore] {f} minuzia (n v) [something considered trivial enough to ignore]
kleinigheid (n) [trifle] {f} bazzeccola (n) [trifle]
kleinigheid (n) [trifle] {f} nonnulla (n) {Ü|it|} [trifle]
kleinigheid (n) [trifle] {f} quisquilia (n) {f} [trifle]
kleinigheid (n) [trifle] {f} inezia (n) {f} [trifle]
kleinigheid (n) [bedrag] {f} inezia (n) {f} [bedrag]
kleinigheid (n) [aangelegenheid] {f} sciocchezza (n) {f} [aangelegenheid]
kleinigheid (n) [trifle] {f} banalità (n) {f} [trifle]
kleinigheid (n) [bedrag] {f} bazzecola (n) {f} [bedrag]
kleinigheid (n) [aangelegenheid] {f} bazzecola (n) {f} [aangelegenheid]
kleinigheid (n) [bedrag] {f} bagatella (n) {f} [bedrag]
kleinigheid (n) [aangelegenheid] {f} bagatella (n) {f} [aangelegenheid]
kleinigheid (n) [bedrag] {f} miseria (n) {f} [bedrag]
kleinigheid (n) [aangelegenheid] {f} miseria (n) {f} [aangelegenheid]
kleinigheid (n v) [something small enough to escape casual notice] {f} particolare (n v) {m} [something small enough to escape casual notice]
kleinigheid (n v) [something small enough to escape casual notice] {f} dettaglio (n v) {m} [something small enough to escape casual notice]
kleinigheid (n) [trifle] {f} sciocchezza (n) {f} [trifle]
kleinigheid (n) [bedrag] {f} sciocchezza (n) {f} [bedrag]

Olandese Italiano traduzioni

NL Sinonimi per kleinigheid IT Traduzioni
prik [fooi] m bevanda gassata {f}
presentje [attentie] presente {m}
bijzonderheid [detail] f singolarità {f}
finesse [detail] f squisitezza {f}
onderdeel [detail] n componente {f}
attentie [aardigheidje] f prudenza {f}
detail [bagatel] n minuzia
wissewasje [bagatel] n sciocchezza {f}
fooi [grijpstuiver] m mancia {f}
kinderspel [gesneden koek] gioco da ragazzi
prul [frutsel] n robaccia
versiersel [frutsel] n ornamento {m}
bagatel [bijzaak] (m/f/n bagattella