La ricerca lasciare ha prodotto 55 risultati
IT Italiano NL Olandese
lasciare (v) [oggetti] laten (v) [oggetti]
lasciare (v) [permesso] toelaten (v) [permesso]
lasciare (v) [pezzo] toelaten (v) [pezzo]
lasciare (v) [permesso] toestaan (v) [permesso]
lasciare (v) [pezzo] toestaan (v) [pezzo]
IT Italiano NL Olandese
lasciare (v) [permesso] veroorloven (v) [permesso]
lasciare (v) [pezzo] veroorloven (v) [pezzo]
lasciare (n v) [to allow to fall from one's grasp] laten vallen (n v) [to allow to fall from one's grasp]
lasciare (v) [eredità] nalaten (v) [eredità]
lasciare (v) [messaggio] nalaten (v) [messaggio]
lasciare (v) [posta] nalaten (v) [posta]
lasciare (v) [permesso] overlaten (v) [permesso]
lasciare (v) [pezzo] overlaten (v) [pezzo]
lasciare (v) [dimenticare] laten (v) [dimenticare]
lasciare (v) [amore] aan de kant zetten (v) [amore]
lasciare (v) [permesso] laten (v) [permesso]
lasciare (v) [pezzo] laten (v) [pezzo]
lasciare (v) [tempo] laten (v) [tempo]
lasciare (v) [dimenticare] laten liggen (v) [dimenticare]
lasciare (v) [oggetti] laten liggen (v) [oggetti]
lasciare (v) [tempo] laten liggen (v) [tempo]
lasciare (v) [dimenticare] laten staan (v) [dimenticare]
lasciare (v) [oggetti] laten staan (v) [oggetti]
lasciare (v) [tempo] laten staan (v) [tempo]
lasciare prijsgeven {n}
lasciare (v) [abbandonare] weggaan van (v) [abbandonare]
lasciare (v) [relazione] weggaan van (v) [relazione]
lasciare (v) [to grant, give, admit, accord, afford, or yield; to let one have] laten doen (v) [to grant, give, admit, accord, afford, or yield; to let one have]
lasciare (v) [oggetti] achterlaten (v) [oggetti]
lasciare (v) [luogo] vertrekken (v) {n} [luogo]
lasciare (v) [luogo] weggaan (v) {n} [luogo]
lasciare (v) [effettuare consegne a domicilio] afzetten (v) {n} [effettuare consegne a domicilio]
lasciare (v) [abbandonare] in de steek laten (v) {n} [abbandonare]
lasciare (v) [attività] in de steek laten (v) {n} [attività]
lasciare (v) [relazione] in de steek laten (v) {n} [relazione]
lasciare (v) [eredità] afgeven (v) [eredità]
lasciare (v) [messaggio] afgeven (v) [messaggio]
lasciare (v) [posta] afgeven (v) [posta]
lasciare (v) [abbandonare] achterlaten (v) [abbandonare]
lasciare (v) [attività] achterlaten (v) [attività]
lasciare (v) [eredità] achterlaten (v) [eredità]
lasciare (v) [messaggio] achterlaten (v) [messaggio]
lasciare opgeven {n}
lasciare (v) [posta] achterlaten (v) [posta]
lasciare (v) [relazione] achterlaten (v) [relazione]
lasciare (v) [amore] dumpen (v) [amore]
lasciare (v) [effettuare consegne a domicilio] afleveren (v) [effettuare consegne a domicilio]
lasciare (v) [amore] de bons geven (v) [amore] (informal)
lasciare (v) [abbandonare] er de brui aan geven (v) [abbandonare]
lasciare (v) [attività] er de brui aan geven (v) [attività]
lasciare (v) [abbandonare] ermee ophouden (v) [abbandonare]
lasciare (v) [attività] ermee ophouden (v) [attività]
lasciare (v) [abbandonare] verlaten (v) {n} [abbandonare]
lasciare (v) [attività] verlaten (v) {n} [attività]
lasciare (v) [relazione] verlaten (v) {n} [relazione]
IT Sinonimi per lasciare NL Traduzioni
rilasciare [allentare] vrijlaten
abbandonare [allentare] opgeven {n}
ritrarsi [andarsene] ineenkrimpen
partire [andarsene] weggaan {n}
sparire [andarsene] weggaan {n}
assentarsi [andarsene] wegblijven
emigrare [andarsene] emigreren
scappare [andarsene] ontsnappen
sloggiare [andarsene] verjagen
fuggire [andarsene] ontsnappen
allontanarsi [andarsene] vertrekken {n}
uscire [allontanarsi] naar buiten gaan
scomparire [allontanarsi] verflauwen
congedarsi [allontanarsi] zeg gedag
trasferirsi [allontanarsi] verhuizen {n}
andarsene [allontanarsi] weggaan {n}
permettere [dare l'autorizzazione] laten doen
consentire [dare l'autorizzazione] toestemmen
concedere [dare l'autorizzazione] toegeven
acconsentire [dare l'autorizzazione] aanvaarden