La ricerca proprio ha prodotto 24 risultati
IT Italiano NL Olandese
proprio (o) [categorico] werkelijk (o) [categorico]
proprio (o) [speranze] in het geringste niet (o) [speranze]
proprio (o) [speranze] in het geheel niet (o) [speranze]
proprio (o) [categorico] heus (o) [categorico]
proprio (a) [molto] hoogst (a) [molto]
IT Italiano NL Olandese
proprio (o) [speranze] allerminst (o) [speranze]
proprio (o) [generale] heel erg (o) [generale]
proprio (o) [avverbio intensivo] zonder meer (o) [avverbio intensivo]
proprio (o) [avverbio intensivo] ronduit (o) [avverbio intensivo]
proprio (o) [avverbio intensivo] nu eenmaal (o) [avverbio intensivo]
proprio (o) [avverbio intensivo] gewoonweg (o) [avverbio intensivo]
proprio (a) [determinativo] eigen (a) [determinativo]
proprio (o) [speranze] volstrekt niet (o) [speranze]
proprio (o) [categorico] echt (o) [categorico]
proprio (a) [molto] zeer (a) [molto]
proprio (o) [generale] erg (o) {n} [generale]
proprio (o) [avverbio intensivo] eenvoudig (o) [avverbio intensivo]
proprio (o) [avverbio intensivo] gewoon (o) [avverbio intensivo]
proprio (o) [modificatore] precies (o) [modificatore]
proprio (o) [esattamente] precies (o) [esattamente]
proprio (o) [modificatore] juist (o) [modificatore]
proprio (o) [esattamente] juist (o) [esattamente]
proprio (o) [speranze] helemaal niet (o) [speranze]
proprio (o) [speranze] niet in het minst (o) [speranze]