La ricerca scendere ha prodotto 59 risultati
IT Italiano NL Olandese
scendere (v) [scala] afkomen (v) [scala]
scendere (v) [numero] dalen (v) [numero]
scendere (v) [prezzi] dalen (v) [prezzi]
scendere (v) [scala] dalen (v) [scala]
scendere (v) [temperatura] dalen (v) [temperatura]
IT Italiano NL Olandese
scendere (v) [livello] zakken (v) {n} [livello]
scendere (v) [numero] zakken (v) {n} [numero]
scendere (v) [prezzi] zakken (v) {n} [prezzi]
scendere (v) [temperatura] zakken (v) {n} [temperatura]
scendere (v) [''(transitive)'' To disembark from] stappen (v) [''(transitive)'' To disembark from]
scendere (v) [discendere] afdalen (v) [discendere]
scendere (v) [fiume] afdalen (v) [fiume]
scendere (v) [scala] afdalen (v) [scala]
scendere (v) [to pass from a higher to a lower place] afdalen (v) [to pass from a higher to a lower place]
scendere (v) [discendere] afkomen (v) [discendere]
scendere (v) [fiume] dalen (v) [fiume]
scendere (v) [To move from being on top of (a thing)] afgaan (v) [To move from being on top of (a thing)]
scendere (v) [discendere] afgaan (v) [discendere]
scendere (v) [fiume] afgaan (v) [fiume]
scendere (v) [scala] afgaan (v) [scala]
scendere (v) [altura] naar beneden rijden (v) [altura]
scendere (v) [discendere] naar beneden komen (v) [discendere]
scendere (v) [fiume] naar beneden komen (v) [fiume]
scendere (v) [scala] naar beneden komen (v) [scala]
scendere (v) [discendere] naar beneden gaan (v) [discendere]
scendere (v) [fiume] naar beneden gaan (v) [fiume]
scendere (v) [scala] naar beneden gaan (v) [scala]
scendere (v) [to sink or fall to the bottom; to settle, as lees] bezinken (v) [to sink or fall to the bottom; to settle, as lees]
scendere (v) [tetto] afhellen (v) [tetto]
scendere (v) [to pass from a higher to a lower place] neerdalen (v) [to pass from a higher to a lower place]
scendere (v) [bicicletta] afstappen (v) [bicicletta]
scendere (v) [numero] afnemen (v) [numero]
scendere (v) [prezzi] afnemen (v) [prezzi]
scendere (v) [temperatura] afnemen (v) [temperatura]
scendere (v) [autobus] afspringen (v) [autobus]
scendere (v) [bicicletta] afspringen (v) [bicicletta]
scendere (v) [cavallo] afspringen (v) [cavallo]
scendere (v) [''(intransitive)'' To disembark] uitstappen (v) [''(intransitive)'' To disembark]
scendere (v) [autobus] uitstappen (v) [autobus]
scendere (v) [bicicletta] uitstappen (v) [bicicletta]
scendere (v) [cavallo] uitstappen (v) [cavallo]
scendere (v) [ferrovie] uitstappen (v) [ferrovie]
scendere (v) [''(intransitive)'' To disembark] afstappen (v) [''(intransitive)'' To disembark]
scendere (v) [''(transitive)'' To disembark from] afstappen (v) [''(transitive)'' To disembark from]
scendere (v) [autobus] afstappen (v) [autobus]
scendere (v) [tetto] aflopen (v) [tetto]
scendere (v) [cavallo] afstappen (v) [cavallo]
scendere (v) [ferrovie] afstappen (v) [ferrovie]
scendere (v) [autobus] afstijgen (v) [autobus]
scendere (v) [bicicletta] afstijgen (v) [bicicletta]
scendere (v) [cavallo] afstijgen (v) [cavallo]
scendere (v) [discendere] afzakken (v) [discendere]
scendere (v) [fiume] afzakken (v) [fiume]
scendere (v) [direzione] bergafwaarts gaan (v) [direzione]
scendere (v) [numero] vallen (v) {n} [numero]
scendere (v) [prezzi] vallen (v) {n} [prezzi]
scendere (v) [temperatura] vallen (v) {n} [temperatura]
scendere (v) [altura] afrijden (v) [altura]
scendere (v) [discendere] dalen (v) [discendere]