La ricerca sconvolgere ha prodotto 44 risultati
IT Italiano NL Olandese
sconvolgere (v) [sentimento] ontzetten (v) [sentimento]
sconvolgere (adj n v) [disturb, disrupt, unfavorably alter] verwarren (adj n v) [disturb, disrupt, unfavorably alter]
sconvolgere (v) [sentimento] verwarren (v) [sentimento]
sconvolgere (adj n v) [disturb, disrupt, unfavorably alter] verstoren (adj n v) [disturb, disrupt, unfavorably alter]
sconvolgere (v) [sensazione emotiva] bewegen (v) [sensazione emotiva]
IT Italiano NL Olandese
sconvolgere (v) [sentimento] bewegen (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [sensazione emotiva] ontroeren (v) [sensazione emotiva]
sconvolgere (v) [sentimento] ontroeren (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [sensazione emotiva] aangrijpen (v) [sensazione emotiva]
sconvolgere (v) [sentimento] aangrijpen (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [sensazione emotiva] ontzetten (v) [sensazione emotiva]
sconvolgere (v) [comportamento] verwarren (v) [comportamento]
sconvolgere (v) [sensazione emotiva] ontstellen (v) [sensazione emotiva]
sconvolgere (v) [sentimento] ontstellen (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [sensazione emotiva] uit zijn lood slaan (v) [sensazione emotiva]
sconvolgere (v) [sentimento] uit zijn lood slaan (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [sensazione emotiva] ontredderen (v) [sensazione emotiva]
sconvolgere (v) [sentimento] ontredderen (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [sensazione emotiva] shockeren (v) [sensazione emotiva]
sconvolgere (v) [sentimento] shockeren (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [sensazione emotiva] verbijsteren (v) [sensazione emotiva]
sconvolgere (v) [sentimento] verbijsteren (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [sentimento] schokken (v) {n} [sentimento]
sconvolgere (v) [sentimento] benauwen (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [sensazione emotiva] aandoen (v) [sensazione emotiva]
sconvolgere (v) [sentimento] aandoen (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [sensazione emotiva] raken (v) [sensazione emotiva]
sconvolgere (v) [sentimento] raken (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [sensazione emotiva] treffen (v) {n} [sensazione emotiva]
sconvolgere (v) [sentimento] treffen (v) {n} [sentimento]
sconvolgere (v) [comportamento] van streek maken (v) [comportamento]
sconvolgere (v) [sentimento] van streek maken (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [sensazione emotiva] schokken (v) {n} [sensazione emotiva]
sconvolgere (v) [comportamento] benauwen (v) [comportamento]
sconvolgere (v) [comportamento] verontrusten (v) [comportamento]
sconvolgere (v) [sentimento] verontrusten (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [comportamento] van zijn stuk brengen (v) [comportamento]
sconvolgere (v) [sentimento] van zijn stuk brengen (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [comportamento] beroeren (v) [comportamento]
sconvolgere (v) [sentimento] beroeren (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [comportamento] in beroering brengen (v) [comportamento]
sconvolgere (v) [sentimento] in beroering brengen (v) [sentimento]
sconvolgere (v) [comportamento] dwars zitten (v) [comportamento]
sconvolgere (v) [sentimento] dwars zitten (v) [sentimento]