La ricerca spreken ha prodotto 25 risultati
NL Olandese IT Italiano
spreken (v) [woorden] {n} parlare (v) {m} [woorden]
spreken (v) [woorden] {n} discorrere (v) [woorden]
spreken (v) [toespraak] {n} discorrere (v) [toespraak]
spreken (v) [taal] {n} discorrere (v) [taal]
spreken (v) [een gesprek voeren] {n} discorrere (v) [een gesprek voeren]
NL Olandese IT Italiano
spreken (v) [woorden] {n} conversare (v) [woorden]
spreken (v) [toespraak] {n} conversare (v) [toespraak]
spreken (v) [taal] {n} conversare (v) [taal]
spreken (v) [een gesprek voeren] {n} conversare (v) [een gesprek voeren]
spreken (v) [woorden] {n} tenere un discorso (v) [woorden]
spreken (v) [toespraak] {n} tenere un discorso (v) [toespraak]
spreken (v) [taal] {n} tenere un discorso (v) [taal]
spreken (v) [een gesprek voeren] {n} tenere un discorso (v) [een gesprek voeren]
spreken (v) [woorden] {n} articolare (v) [woorden]
spreken (v) [toespraak] {n} parlare (v) {m} [toespraak]
spreken (n v) [to communicate by speech] {n} parlare (n v) {m} [to communicate by speech]
spreken (v n) [to be able to communicate in a language] {n} parlare (v n) {m} [to be able to communicate in a language]
spreken (v) [taal] {n} parlare (v) {m} [taal]
spreken (v) [een gesprek voeren] {n} parlare (v) {m} [een gesprek voeren]
spreken (n) [aktie] {n} parola (n) {f} [aktie]
spreken (v) [woorden] {n} pronunciare (v) [woorden]
spreken (v) [woorden] {n} pronunziare (v) [woorden]
spreken (v) [toespraak] {n} parlare in modo retorico (v) [toespraak]
spreken (v) [toespraak] {n} declamare (v) [toespraak]
spreken (v) [woorden] {n} pronunciare bene (v) [woorden]

Olandese Italiano traduzioni