Forme verbali complessive: 52
Imperativi e participi
Tegenwoordig en verleden deelwoord disciplinerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gedisciplineerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens disciplineer disciplineert disciplineert disciplineren disciplineren disciplineren
Imperfect disciplineerde disciplineerde disciplineerde disciplineerden disciplineerden disciplineerden
Toekomende tijd I zal disciplineren zult disciplineren zal disciplineren zullen disciplineren zullen disciplineren zullen disciplineren
Conditionalis I zou disciplineren zou disciplineren zou disciplineren zouden disciplineren zouden disciplineren zouden disciplineren
Perfectum heb gedisciplineerd hebt gedisciplineerd heeft gedisciplineerd hebben gedisciplineerd hebben gedisciplineerd hebben gedisciplineerd
Voltooid verleden tijd had gedisciplineerd had gedisciplineerd had gedisciplineerd hadden gedisciplineerd hadden gedisciplineerd hadden gedisciplineerd
Toekomende tijd II zal gedisciplineerd hebben zult gedisciplineerd hebben zal gedisciplineerd hebben zullen gedisciplineerd hebben zullen gedisciplineerd hebben zullen gedisciplineerd hebben
Conditionalis II zou hebben gedisciplineerd zou hebben gedisciplineerd zou hebben gedisciplineerd zouden hebben gedisciplineerd zouden hebben gedisciplineerd zouden hebben gedisciplineerd
Imperatief - disciplineer - - disciplineert -

Verbi simili a disciplineren

Verbi coniugati prima e dopo disciplineren

« disciplineren »