La ricerca in verlegenheid brengen ha prodotto 5 risultati
Vai a
NL Olandese IT Italiano
in verlegenheid brengen (v) [algemeen] confondere (v) [algemeen]
in verlegenheid brengen (v) [beschamen] confondere (v) [beschamen]
in verlegenheid brengen (v) [beschamen] mettere in imbarazzo (v) [beschamen]
in verlegenheid brengen (v) [to humiliate; to disrupt somebody's composure or comfort with acting publicly or freely] mettere in imbarazzo (v) [to humiliate; to disrupt somebody's composure or comfort with acting publicly or freely]
in verlegenheid brengen (v) [to humiliate; to disrupt somebody's composure or comfort with acting publicly or freely] imbarazzare (v) [to humiliate; to disrupt somebody's composure or comfort with acting publicly or freely]

NL IT Traduzioni perin

in (o) [in elk] presso (o) [in elk]
in (o) [nabijheid] presso (o) [nabijheid]
in (o) [richting] presso (o) [richting]
in (o) [voorzetsel] presso (o) [voorzetsel]
in (o) [in elk] in (o) [in elk]
in (o) [nabijheid] in (o) [nabijheid]
in (o) [richting] in (o) [richting]
in (o) [voorzetsel] in (o) [voorzetsel]
in (prep) [within a given time interval] durante (prep) [within a given time interval]
in (o) [in elk] dentro (o) [in elk]

NL IT Traduzioni perverlegenheid

verlegenheid (n) [gedrag] {f} distanza (n) {f} [gedrag]
verlegenheid (n) [gedrag] {f} timidezza (n) {f} [gedrag]
verlegenheid (adj) [Having a feeling of shameful discomfort] {f} imbarazzato (adj) [Having a feeling of shameful discomfort]
verlegenheid (n) [gevoelens] {f} imbarazzo (n) {m} [gevoelens]
verlegenheid (n) [state of discomfort] {f} imbarazzo (n) {m} [state of discomfort]
verlegenheid (n) [gedrag] {f} riserbo (n) {m} [gedrag]
verlegenheid (n) [gedrag] {f} riservatezza (n) {f} [gedrag]
verlegenheid (n) [gedrag] {f} mancanza di fiducia in se stesso (n) {f} [gedrag]
verlegenheid (n) [gedrag] {f} vergogna (n) {f} [gedrag]
verlegenheid (n) [gevoelens] {f} vergogna (n) {f} [gevoelens]

NL IT Traduzioni perbrengen

brengen (v) [halen] andare a prendere (v) [halen]
brengen (v) [halen] portare (v) [halen]
brengen (v) [persoon] portare (v) [persoon]
brengen (v) [to transport toward somebody/somewhere] portare (v) [to transport toward somebody/somewhere]
brengen (v) [voldoening] portare (v) [voldoening]
brengen (v) [voorwerpen] portare (v) [voorwerpen]
brengen (v) [voldoening] dare (v) {m} [voldoening]