La ricerca aankondigen ha prodotto 28 risultati
NL Olandese IT Italiano
aankondigen (v) [begin] annunciare (v) [begin]
aankondigen (v) [periode] inaugurare (v) [periode]
aankondigen (v) [toekomst] far presagire (v) [toekomst]
aankondigen (v) [waarschuwing] rendere noto (v) [waarschuwing]
aankondigen (v) [radio - televisie] rendere noto (v) [radio - televisie]
NL Olandese IT Italiano
aankondigen (v) [begin] rendere noto (v) [begin]
aankondigen (v) [algemeen] rendere noto (v) [algemeen]
aankondigen (v) [adverteren] rendere noto (v) [adverteren]
aankondigen (v) [waarschuwing] pubblicizzare (v) [waarschuwing]
aankondigen (v) [begin] pubblicizzare (v) [begin]
aankondigen (v) [algemeen] pubblicizzare (v) [algemeen]
aankondigen (v) [adverteren] pubblicizzare (v) [adverteren]
aankondigen (v) [waarschuwing] annunciare (v) [waarschuwing]
aankondigen (v) [radio - televisie] annunciare (v) [radio - televisie]
aankondigen (v) [adverteren] prefigurare (v) [adverteren]
aankondigen (v) [algemeen] annunciare (v) [algemeen]
aankondigen (v) [adverteren] annunciare (v) [adverteren]
aankondigen (v) [waarschuwing] presagire (v) [waarschuwing]
aankondigen (v) [begin] presagire (v) [begin]
aankondigen (v) [algemeen] presagire (v) [algemeen]
aankondigen (v) [adverteren] presagire (v) [adverteren]
aankondigen (v) [waarschuwing] essere il preludio di (v) [waarschuwing]
aankondigen (v) [begin] essere il preludio di (v) [begin]
aankondigen (v) [algemeen] essere il preludio di (v) [algemeen]
aankondigen (v) [adverteren] essere il preludio di (v) [adverteren]
aankondigen (v) [waarschuwing] prefigurare (v) [waarschuwing]
aankondigen (v) [begin] prefigurare (v) [begin]
aankondigen (v) [algemeen] prefigurare (v) [algemeen]

Olandese Italiano traduzioni

NL Sinonimi per aankondigen IT Traduzioni
afkondigen [bekendmaken] édicter
ruchtbaar maken [bekendmaken] ébruiter
rondbazuinen [bekendmaken] propager
melden [aankondigen] signaler
bekendmaken [adverteren] révéler
berichten [adverteren] rapporter
meedelen [aanzeggen] communiquer
aanduiden [aanduiden] dénommer
voorspellen [inluiden] n prévoir