La ricerca allungare la mano per prendere ha prodotto 2 risultati
Vai a
IT Italiano NL Olandese
allungare la mano per prendere (v) [oggetto] pakken (v) [oggetto]
allungare la mano per prendere (v) [oggetto] grijpen naar (v) [oggetto]

IT NL Traduzioni perallungare

allungare (v) [mano] uitsteken (v) [mano]
allungare (v) [oggetto] uitsteken (v) [oggetto]
allungare (v) [abito] uitleggen (v) [abito]
allungare (v) [mano] uitstrekken (v) [mano]
allungare (v) [parte del corpo] uitstrekken (v) [parte del corpo]
allungare (v) [mano] rekken (v) [mano]
allungare (v) [parte del corpo] rekken (v) [parte del corpo]
allungare (v) [stendere] rekken (v) [stendere]
allungare (v) [mano] toesteken (v) [mano]
allungare (v) [oggetto] toesteken (v) [oggetto]

IT NL Traduzioni perla

(o) [destinazione] daar (o) [destinazione]
(o) [generale] daar (o) [generale]
(adv int n pronoun) [in or at that place] daar (adv int n pronoun) [in or at that place]
(o) [luogo] daar (o) [luogo]
(o) [destinazione] aldaar (o) [destinazione]
(o) [luogo] aldaar (o) [luogo]
(o) [destinazione] op die plaats (o) [destinazione]
(o) [luogo] op die plaats (o) [luogo]
(o) [luogo] dit (o) [luogo]
(o) [luogo] deze plaats (o) [luogo]

IT NL Traduzioni permano

mano (n) [anatomia] {f} hand (n) {m} [anatomia]
mano (n) [colore] {f} lik (n) {m} [colore]
mano (n) [colore] {f} veeg (n) {m} [colore]

IT NL Traduzioni perper

per opletten
per (particle prep adv) [in the direction of, and arriving at] naar (particle prep adv) [in the direction of, and arriving at]
per (conj prep) [towards] naar (conj prep) [towards]
per wachten {n}
per (o) [ragione] omwille van (o) [ragione]
per (o) [ragione] vanwege (o) [ragione]
per (o) [scopo] uit op (o) [scopo]
per (o) [scopo] belust op (o) [scopo]
per (o) [dimensione] bij (o) {m} [dimensione]
per (o) [dimensione] op (o) [dimensione]

IT NL Traduzioni perprendere

prendere (v) [diritto] afnemen (v) [diritto]
prendere (v) [oggetti] afnemen (v) [oggetti]
prendere (v) [oggetti] meenemen (v) [oggetti]
prendere (v) [oggetti] ophalen (v) [oggetti]
prendere (v) [oggetti] afhalen (v) [oggetti]
prendere (v) [diritto] ontnemen (v) [diritto]
prendere (v) [oggetti] ontnemen (v) [oggetti]
prendere (v) [diritto] afpakken (v) [diritto]
prendere (v) [oggetti] afpakken (v) [oggetti]
prendere (v) [accettare] aannemen (v) [accettare]