La ricerca mettere insieme ha prodotto 4 risultati
Vai a
IT Italiano NL Olandese
mettere insieme (v) [adunare] verzamelen (v) [adunare]
mettere insieme (v) [adunare] samenbrengen (v) [adunare]
mettere insieme (v) [costruzione] in elkaar timmeren (v) [costruzione]
mettere insieme (v) [costruzione] in elkaar zetten (v) [costruzione]

IT NL Traduzioni permettere

mettere (n v) [put on clothes] aantrekken (n v) [put on clothes]
mettere (v) [applicare] aanbrengen (v) [applicare]
mettere (v) [applicare] inwrijven (v) [applicare]
mettere (v) [applicare] opleggen (v) {n} [applicare]
mettere (v) [differenza] betalen (v) [differenza]
mettere (v) [differenza] bijleggen (v) [differenza]
mettere (v) [differenza] bijpassen (v) [differenza]
mettere (v) [movimento] zetten (v) [movimento]
mettere (v) [oggetti] zetten (v) [oggetti]
mettere (v n adj) [to put something down] zetten (v n adj) [to put something down]

IT NL Traduzioni perinsieme

insieme (n) [gente] {m} troep (n) {m} [gente]
insieme (n) [gente] {m} hoop (n) {m} [gente]
insieme (o) [generale] {m} bijeen (o) [generale]
insieme (o) [gruppo] {m} bijeen (o) [gruppo]
insieme (o) [generale] {m} bij elkaar (o) [generale]
insieme (o) [gruppo] {m} bij elkaar (o) [gruppo]
insieme (n) [gente] {m} gezelschap (n) {n} [gente]
insieme (n v) [group of objects held together by wrapping or tying] {m} bundel (n v) {m} [group of objects held together by wrapping or tying]
insieme (n) [abbigliamento] {m} pakje (n) {n} [abbigliamento]
insieme (n) [gente] {m} groep (n) {m} [gente]